Geweldige zin, vorige week in een analyse over het tamme verloop van de verkiezingscampagne door Guus Valk: „De meeste campagneteams hebben goed onthouden dat dit de verkiezingen van ‘de inhoud’ moeten zijn.” De afgelopen verkiezingscampagnes kreeg ik inderdaad weleens de indruk dat inhoudelijkheid een soort accesoire was geworden, een leeg begrip waarmee een politicus goede sier trachtte te maken, terwijl in de interview- en debatpraktijk de oneliner regeerde. Dat is dit jaar anders, schreef Valk, alleen: „Ze verwarren inhoud nu met vlakheid.”
Hoe ging de krant intussen om met de inhoud (zonder aanhalingstekens)? NRC probeerde, naast analyses van die weinig spectaculaire campagne als de bovenstaande, de ideeën niet te laten verdwijnen achter de poppetjes. Er werd veel werk verzet, zeker ook waar het ging om de maatschappelijke kwesties achter de beleidsvoornemens: van wonen en klimaat tot armoede en mobiliteit. De NRC-luisteraar krijgt in de laatste campagne zelfs continuduiding, met een dagelijkse aflevering van Haagse Zaken. Honderd procent inhoudelijk is de Stemhulp, waarin de programma’s van 17 partijen kunnen worden vergeleken.
Wat NRC ditmaal niet deed, was een grote interviewronde maken langs alle lijsttrekkers. „Dat leek me te veel van het goede”, zegt chef Politiek en Bestuur Pim van den Dool. „We hebben ervoor gekozen er een paar uit te lichten, vooral van partijen die er goed voor staan in de peilingen. We wilden die interviews ook niet heel kort voor de verkiezingsdag publiceren. Onder meer Dilan Yesilgöz, Frans Timmermans en Caroline van der Plas werden uitgebreid aan de tand gevoeld. De opmerkelijkste afwezige in het gezelschap was Pieter Omtzigt en dat was niet omdat NRC niet geïnteresseerd in hem was.
Omtzigt bedankte voor het aanbod. Hij heeft een moeizame relatie met de krant sinds die in 2017 schreef dat hij bij een bijeenkomst voor nabestaanden van de ramp met MH17, een pro-Russische spreker desinformatie liet verspreiden over de toedracht. Geen interview dus; wel schreef NRC een uitgebreid profiel van de leider van NSC. Ook Rob Jetten (D66) en Esther Ouwehand (Partij van de Dieren) hadden trouwens andere prioriteiten dan een interview met NRC.
Vorige week publiceerde NRC de resultaten van het traditionele buurtonderzoek, waarvoor 25 verslaggevers uitwaaierden over 24 buurten – twee per provincie – die zorgvuldig waren geselecteerd om samen een representatief beeld van Nederland te geven. Een indrukwekkende hoeveelheid van 336 interviews leidde tot een uitgebreid artikel van Karel Berkhout en Mark Lievisse Adriaanse. Nederland is een „naar binnen gekeerd land”, concludeerden zij. Kiezers spraken vooral over „woningnood, te dure boodschappen, te veel migranten, te rigoureuze verduurzamingsmaatregelen, een overheid die burgers wantrouwt – en de tekorten in de zorg”. Wat veel minder speelde: de oorlogen in het buitenland, maar ook de premiersstrijd.
Het buurtonderzoek is NRC-erfgoed. NRC Handelsblad begon er in het voorjaar van 1994 mee, acht jaar voor de Nederlandse journalistiek zich na de Fortuyn-revolte collectief begon af te vragen of men het contact met de gewone burger was verloren. De krant sprak destijds 527 burgers in 30 dorpen en stadswijken, met een kraakheldere conclusie op de voorpagina: Nederland is vol, vinden veel kiezers. Binnenin: „Het electoraat voelt zich van zijn zekerheden beroofd. Het stelt zich angstige vragen. De problemen van de wereld klinken in alle straten van Nederland. Ze hebben een grootste gemene deler: ‘de buitenlanders’, die meestal voor asielzoekers worden gehouden.”
Zo helder – en voor veel mensen verrassend – zijn de uitkomsten van het onderzoek niet meer. In de eerste plaats omdat de beslommeringen en bekommeringen van de burger inmiddels veel meer journalistieke aandacht krijgen – óók die buiten de Randstad.
Bovendien, zo stond ook in het artikel, waren niet alle bevolkingsgroepen gelijkelijk vertegenwoordigd bij de geïnterviewden. Vooral jongeren en Nederlanders met een migratieachtergrond waren minder dan anderen tot een gesprek bereid. Tussen de twintig en de vijfentwintig geïnterviewden hadden, afgaande op hun namen, een migratieachtergrond, zegt Karel Berkhout. Dat is flink minder dan je op basis van de bevolkingssamenstelling zou verwachten. Het viel hem ook op dat van de verschillende mogelijke verkiezingsthema’s ‘discriminatie’ weinig werd genoemd.
Vooraf waren verschillende manieren besproken om een zo divers mogelijke groep mensen te spreken, zoals op twee dagen naar een buurt gaan, vooraf ruchtbaarheid aan je komst geven en aanschuiven in buurthuizen. „Maar misschien moeten we de steekproef aanpassen en nadrukkelijker naar buurten gaan waar meer mensen met een migratieachtergrond wonen.” Ook adjunct-hoofdredacteur Melle Garschagen denkt in die richting om het onderzoek representatiever te maken, wat me verstandig lijkt. In het algemeen loopt de respons terug, zegt Berkhout. „Je moet vaker aanbellen om een gesprek te kunnen voeren.”
Chef Binnenland Herman Staal benadrukt de waarde van het onderzoek. „Het is geen poging om het werk van het Sociaal en Cultureel Planbureau over te doen; het is een journalistiek project. Het levert verhalen op waar we nog mee verder gaan.” Representativiteit lijkt me inderdaad niet het enige criterium om het onderzoek op af te rekenen; uiteindelijk valt de waarde van die 336 gesprekken over het bestaan niet te reduceren tot statistieken en analyses. De echte inhoud zit in de gesprekken zelf.
Reacties: [email protected]
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.